Maatje van een TBS patiënt

“Ik heb tien jaar gewerkt in de Mesdagkliniek, niet als behandelaar of wat ook, ik was coördinator van een project en had zowel met medewerkers als met patiënten te maken. Toen ik daar wegging wilde ik wel iets blijven doen voor de jongens en heb ik me als vrijwilliger aangemeld voor het maatjesproject van Humanitas. Ik ben maatje van twee TBS patiënten.”

Een bredere blik

“TBS-ers hebben echt een hele grote fout gemaakt, maar als je er wat langer rondloopt en de verhalen hoort over hun achtergrond dan denk je ook dat het geen wonder is dat ze hier terecht komen. Dan bekijk je het van meerdere kanten. Mensen moeten ook een tweede kans krijgen vind ik. Ik heb hier een wat bredere blik gekregen en geleerd om te relativeren.”

Vissen en film

“Met het ene maatje onderneem ik wat meer dan met de ander. Ze zijn onderling ook heel verschillend qua leeftijd, achtergrond, delict, alles. Met de een ben ik wel eens wezen vissen aan het water vlak bij de kliniek. Of we lopen naar Haren voor een bakje koffie, we zijn een keer naar de film geweest en hij wil naar een optreden van een bandje, dan ga ik ook mee. Ik vraag aan hun wat ze willen ondernemen. Als ze in beperking zitten (omdat er bijvoorbeeld drugs in urine is gevonden) dan zit ik bij ze in de cel en praten we wat. Dan vraag ik hoe ze erbij zitten, is het rustig in hun hoofd? en hoe is het in de Mesdag? hoe gaat het met werk? en is er nog bezoek geweest?  Dat soort dingen.”

Aanvoelen

“Het is niet een wederkerig gebeuren, ik praat niet over mezelf. Ze weten mijn voornaam en achternaam, maar over mijn gezin vertel ik niks, ook niet waar ik woon. Na een tijdje had ik het gevoel dat we een stapje verder konden gaan en mochten ze me ook appen. Als de Mesdag kliniek dat goed vindt natuurlijk. Je moet dus echt wel weten wat je kan vertellen maar ook wat je kan vragen. Sommigen staan er voor open om over zichzelf te vertellen, anderen niet en dat moet je een beetje aanvoelen. Hun privacy bescherm ik ook, ik vertel niemand voor welk delict ze TBS hebben gekregen. Na afloop van een bezoek bedanken ze me vaak.”

Grenzen stellen

“Je moet dus wel stevig in je schoenen staan, een beetje volwassen zijn zeg maar. Het is belangrijk dat je van te voren bedenkt waar jouw grenzen liggen, want deze mannen kunnen enorm zuigen. Ik heb me nooit onveilig gevoeld en ik doe dit al vijf jaar. Het is belangrijk om zo’n jongen even uit de sleur te halen, even een wandeling te maken. Mensen denken wel eens dat TBS een hotel is met kost en inwoning maar je bent wel je vrijheid kwijt -vaak voor de rest van je leven- en dat is echt heel erg en de jongens hebben er best wel moeite mee om zich hier een beetje thuis te voelen. Mijn ene maatje krijgt helemaal geen bezoek. Het is dubbel, aan de ene kant moeten ze goed beseffen dat wat ze gedaan hebben absoluut niet kan, absoluut niet, en aan de andere kant mag je ze niet loslaten, want als dat gebeurt glijden ze weer af, zo simpel is dat en krijg je heibel in de Mesdag zelf.“

Oog voor de ander

“De meeste vrijwilligers die maatje worden zitten in de zorg, dat zijn mensen die oog hebben voor de ander. Ik denk niet dat er zomaar een bankier langskomt die zegt ‘doe mij maar een TBS-er’. Ik werk niet in de zorg maar voor de Nationaal Coördinator Groningen en houdt me bezig met de planning van de hersteloperatie. Dat werk is meer analytisch, maar een mooie combinatie met het heel menselijke van dit maatjes werk.”

Humanitas matched en begeleidt de maatjes van TBS-patiënten, mocht je interesse hebben neem dan contact op met het MIP van Humanitas: 050-3126000.

Tekst en foto Jeanet verveer